De gewone soldaat

oefenenRidders waren niet de enige, noch de belangrijkse soldaten in een middeleeuws leger. Er waren vaak meer voetsoldaten en boogschutters. De voetsoldaten en boogschutters kwamen uit de boeren stand terwijl de ridders van adel waren. Er waren veel redenen om soldaat te worden. De belangrijks was wel het plunderen en de oorlogsbuit. Elk leger kon in het veroverde gebied naar hartelust roven en plunderen. Dit betekende dat soldaten rijk konden worden door het stelen van waardevolle spullen uit kastelen en dorpen in de buurt.

Boog- en kruisboogschutters
Boog- en kruisboogschutters waren een integraal deel van een middeleeuws leger, zeker in Engeland. Kruisboogschutters waren in het algemeen belangrijker bij belegeringen terwijl booschutters zeer belangrijk waren bij veldslagen in het open veld. De reden van dit verschil werd veroorzaakt door de vuursnelheid. Kruisbogen zijn door de manier waarop ze gebouwd zijn moeilijk te laden. Het laden kost nogal wat tijd. De kruisboog werd geschoten door de kracht van spanning. Het was in essentie een elastiek gemonteerd op een houten of metalen frame. De kruisboogschutter windt het touw op en met een trekker wordt de bolt (een kleine pijl) met een enorme kracht afgevuurd. De snelheid en kracht van de bolt was zo groot dat het een harnas kon doorboren. Dit wapen was nuttig bij belegeringen omdat deze vorm van oorlogsvoering niet berusste op flitsende aanvallen. Belegeringen duurden vaak maanden. Tijdens het laden stonden de kruisboogschutters achter een pallisade of schilden. Boogschutters waren beter uitgerust voor een veldslag. Ze konden tot 15 pijlen per minuut afvuren. De afgeschoten pijlen konden de ridder raken op de slecht beschermde delen. De schoten waren niet zo krachtig als van een kruisboog maar het grotere vuursnelheid compenseerde dat. Een Engels leger bestond vaak voor de helft uit boogschutters dit maakte ze zeer gevaarlijk. Eigenlijk fokte de Engelsen booschutters. Er was zelfs een wet waarin stond dat elke Engelsman ten minste één keer per week moest oefenen met de handboog. Bogen werden gemaakt van de Taxus daarom waren er regels tegen het illegaal omhakken van deze bomen. Naast hun boog hadden schutters een kleine dolk voor man tot man gevechten. Dit was niet echt effectief tegen de zwaarden en het harnas van de ridders. Schutters hadden meestal een leren buis en soms een maliënkolder. Ze hadden een metalen helm een schild hadden ze meestal niet gebruikt.

voetsoldaatVoetsoldaten
Een andere gewone soldaat was de voetsoldaat. Hij had vaak een lange speer, de piek. Daarnaast had hij vaak een zwaard en een dolk. Gewoonlijk droeg hij een soort van “harnas” bestaande uit een maliënkolder en soms metalen platen. Op zijn hoofd droeg hij een metalen helm. Zijn werk was het beschermen van de schutters met zijn piek. Elke aanval van de geharnaste cavalerie (bestaande uit ridders) stuitte op een muur van speren. Deze vorm van verdediging werkte soms, maar vaak reed de ridder er dwars door de doorheen. Daarbij vocht een ridder vaak te voet man tegen man met de voetsoldaat. De ridder won meestal door zijn betere bewapening en grotere kracht.

Dit vindt je misschien interessant....

Reacties zijn gesloten.