Handboogschietwedstrijden werden gehouden zolang de oorlogen werden uitgevochten met pijl en boog. Boogschutters waren zo belangrijk in de oorlag dat zij een schilddrager hadden om hen te beschermen. De taak van de schilddrager was er voor te zorgen dat de vijandelijke pijlen de boogschutter niet konden raken. Vaak vochten de boogschutters vanaf strijdwagens, nog steeds beschermt door hun schilddrager. Er waren ook boogschutters te paard, zij hadden een extra ruiter die de paarden van de boogschutter en zichzelf menden zodat de handboogschutters hun pijlen konden afschieten.
Handboogschieten wordt beschouwd een belangrijk deel van de Afrikaanse jongens cultuur. De boog was belangrijk voor zowel oorlog als de jacht in zowat de gehele wereld met uitzondering van Australië. In het oude Egypte waren de eerste mensen die wisten hoe ze pijl en boog moesten gebruiken. Verslagen van reizigers uit Europa tijden de Renaissance geven aan dat pijl en boog het belangrijkste wapen was in centraal Afrika.